Genetische analyse van de Stabijhounpopulatie


Op verzoek van de NVSW heeft de Universiteit van Wageningen een genetische analyse gemaakt van de Stabijhoun populatie. Op 20 januari zijn de resultaten daarvan openbaar geworden. Conclusie was dat de genetische diversiteit van de Stabijhoun zeer beperkt is en dat maatregelen nodig zijn. Er is een aantal aanbevelingen gegeven. Het belangrijkste en meest vergaande is dat er geadviseerd wordt om een outcross programma op te zetten met zowel look-alikes (wel DNA-testen) als andere rassen. Een werkgroep zal deze aanbevelingen bestuderen en komen met voorstellen richting bestuur en ledenvergadering.

We hebben de andere rasvereniging uitgenodigd om deel uit te maken van deze werkgroep zodat het een gezamenlijke werkgroep wordt van beide rasverenigingen. Ook hebben we de RvB op de hoogte gebracht van dit onderzoek.

Nieuw:  De vertaling van het rapport in het Nederlands.

Rapport stamboom analyse en optimalisatie van het fokprogramma van het Markiesje en de Stabij   

Samenvatting van het rapport

De sterke artificiële selectiedruk en het fokken in (kleine) gesloten populaties heeft in veel
hondenrassen geleid tot een hoog inteeltniveau, een lage genetische diversiteit en verschillende erfelijke aandoeningen. In deze studie zijn twee Nederlandse hondenrassen, het Markiesje (stamboek
sinds de jaren zeventig) en de Stabij (stamboek sinds de jaren veertig), geanalyseerd met als doel tot aanbevelingen te komen die de rasverenigingen kunnen bijstaan in het behouden van de genetische
diversiteit en het verbeteren van het dierenwelzijn in de rassen.

Eerst is een stamboekanalyse
uitgevoerd, waarbij algemene kengetallen en parameters met betrekking tot genetische diversiteit zijn berekend. Daarna is de prevalentie van erfelijke aandoeningen in de rassen geschat. Als laatste is het effect van diverse fokstrategieën op de inteelttoename in kaart gebracht met computersimulaties.

Het Markiesje is een klein ras met jaarlijks ongeveer 120 geboren pups. Meer dan een kwart (26,2%) van de mannetjes en meer dan een derde (36,7%) van de vrouwtjes werd tot nu toe geselecteerd voor de fok. De gemiddelde worpgrootte was 4,2 pups en het generatie-interval 3,4 jaar.

De Stabij is een groter ras met ongeveer 700 pups per jaar. Rond een dertiende (7,8%) van de mannetjes en een zesde (17,8%) van de vrouwtjes werd tot nu toe geselecteerd voor de fok. De gemiddelde worpgrootte was
6,3 pups en het generatie-interval 4,4 jaar.

Van de genetische diversiteit die aanwezig was in de 54 basisdieren in het Markiesje en de 30 basisdieren in de Stabij is respectievelijk 13% en 33% verloren gegaan. Gedurende het overgrote deel van de tijd dat de rassen bestaan is de inteelttoename per generatie in beide rassen ver boven de 1% geweest (effectieve populatiegrootte < 50), een waarde die als ondergrens wordt gebruikt om aan te geven dat een ras een onaanvaardbaar hoog risico loopt op de accumulatie van erfelijke aandoeningen. De inteelttoename en verwantschapstoename nemen echter wel af in de rassen. Het effectieve aantal basisdieren en het genoom equivalent waren respectievelijk 14,6 en 4,1 voor het Markiesje en 6,3 en 1,5 voor de Stabij, wat aangeeft dat een groot deel van de genetische diversiteit verloren is gegaan door een onevenredige bijdrage van de basisdieren en door genetische flessenhalzen.

In het Markiesje zijn twee basisdieren gevonden die samen verantwoordelijk zijn voor 31% van de genenpoel, 46% van de gemiddelde inteeltcoëfficiënt en 44% van de gemiddelde verwantschap van de Markiesjes geboren in 2010-2015.

In de Stabij zijn vijf basisdieren gevonden die samen verantwoordelijk zijn voor 86% van de genenpoel, 95% van de gemiddelde inteeltcoëfficiënt en 95% van de gemiddelde verwantschap van de Stabijs uit 2010-2015.

Drie erfelijke aandoeningen zijn geanalyseerd in het Markiesje: patella luxatie (PL; geschatte prevalentie van 21,7%), progressieve staafjes-kegeltjes degeneratie (PRCD; 1,4%) en een neuropathologie (0,8%). PL is polygeen en PRCD is monogeen autosomaal recessief. De oorzaak van de neuropathologie is onbekend maar het wordt
verondersteld dat deze aandoening ook monogeen autosomaal recessief is.

In de Stabij zijn zes erfelijke aandoeningen geanalyseerd: heupdysplasie (HD; 20.8%), elleboogdysplasie (ED; 18.8%), epilepsie (0.9%), persisterende ductus arteriosus (PDA; 0.8%), cerebrale dysfunctie (CD; 0.6%) en de
von Willebrand ziekte type-I (vWD-I; 69.8%). HD, ED, epilepsie en PDA zijn polygeen en CD en
vWD-I zijn monogeen autosomaal recessief.

Met behulp van computersimulaties is laten zien dat de huidige fokrestricties van de rasverenigingen effectief zijn in het beperken van de inteelttoename, met name in de Stabij (waarbinnen geregeld populaire reuen overmatig zijn gebruikt).
Het vergroten van de fokpopulatie was in absolute aantallen vooral effectief in de kleinere populatie van Markiesjes.
Sturen op verwantschap was zeer effectief in het beperken van de inteelttoename in beide rassen.

Concluderend is de huidige populatiestatus van en de genetische diversiteit in beide rassen verre van
optimaal. Aan de rasvereniging van de Stabij wordt aangeraden om ofwel consequent op verwantschap
te sturen ofwel systematisch uit te kruisen met andere rassen. Dit om de (toename) in de verwantschap
te verminderen. Aan de rasvereniging van het Markiesje wordt aangeraden om door te gaan met het
inkruisen van look-alikes en de populatie zo te laten groeien, zonder dat hierbij de verwantschap sterk
toeneemt. Overige aanbevelingen zijn te vinden in de conclusie van dit rapport.


Voor het gehele rapport in het Engels klik hier